KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

COLUMNS

Over belevenissen en inzichten

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


Een fladderende muis

Twee van onze jonge kleindochters waren weer eens een nachtje bij ons te logeren. Dat was vanzelfsprekend leuk! Zowel voor ons, als wel voor hen. Maar ze moeten zich op zeker moment wel neer kunnen geven, in bed. Dit om lekker rustig te gaan slapen. Meestal lukte dat in het verleden wel goed. Ze waren het wel gewend om bij ons te logeren. Maar nú was er een probleem! Tegelijk kwamen zij naar beneden. En wel met het verhaal dat ze iets op hun slaapkamer hadden zien vliegen. Beiden hadden het gezien. Dus wat kon dat zijn?

Nu wil het geval dat een ander en veel ouder kind, wat jaren geleden eens op diezelfde kamer had geslapen, daar ook eens iets had zien vliegen, wisten wij. En daar was zij toen hevig van geschrokken. Want door het raam, dat enigszins openstond, was ineens zomaar een zwarte vogel naar binnen gevlogen. En het had best een tijd geduurt voor die weer naar buiten wist te vliegen. Wij waren op dat moment even niet thuis, dus wij hadden het kind niet kunnen helpen. Het is vast geen roofvogel geweest. Dus veel gevaar zal het kind niet hebben gelopen. Maar als zo'n vogel plots in je veilige ruimte binnendringt, waar je je hebt neergelegd om te kunnen gaan slapen, dan is dat best wel enigszins bedreigend. Logisch dat men dan de slaap niet kan vatten. Maar goed, het kind was met alle dekens over zich heen in bed gaan zitten en het had zich klein gemaakt. Een heel natuurlijke reactie van mensen op een dreigend gevaar. En na verloop van enige tijd was toen de vogel weer gevlogen.

Op de kamer van onze kleindochters was nu echter, na goed te hebben rondgekeken, duidelijk geen vogel aanwezig. Wij konden tenminste geen vogel vinden. 'Nou ja', zeiden wij, 'dan zal het wel een vlinder zijn geweest'. 'En die vlinder heeft ondertussen waarschijnlijk ons pand verlaten', zeiden wij'. 'Vlinders kunnen heel gemakkelijk door een iets geopend raam naar buiten vliegen'. En de meiden waren in het geheel niet bang van vlinders. Zelf dachten wij, en dat zeiden wij niet tegen de kinderen, 'het zal wel een mot zijn geweest. Want motten blijken soms zomaar ineens door de kamer te kunnen fladderen, zonder dat men enig idee heeft waar ze vandaan komen. 'Ja, maar het was best wel een groot beest', zeiden de meisjes. 'Nou' zeiden wij, dan hadden wij het wel gevonden. Met zijn vieren hadden wij heel de kamer uitgebreid geïnspecteerd. En er was geen spoor van het één of andere beest te bekennen. 'Misschien was het wel een muis', opperde het oudste meisje. 'Nee', zei het andere meisje.'want muizen zijn veel kleiner'. 'En muizen kunnen niet vliegen', meenden wij te weten.

'Maar sommige muizen kunnen wel degelijk vliegen' zei het oudste meisje. Zij keek iedere avond met veel interesse naar het Jeugdjournaal. En daardoor had zij wel vaker van die spitsvondige opmerkingen. 'Vleermuizen kunnen wél vliegen', zei zij. Ja, 'inderdaad', zeiden wij. 'Maar een vleermuis hebben wij hier nog nooit gezien. Trouwens wij weten niet eens hoe een vleermuis eruit ziet', zeiden wij. 'Maar wij wel', zeiden nu de meiden in koor. Daarvan hadden ze een opname op het Jeugdjournaal gezien. 'Vleermuizen zijn uiterst schuwe dieren', die zijn bang voor mensen', zeiden wij. 'Zijn vlinders ook bang voor mensen?', vroeg toen het jongste kind. 'Vast wel' zeiden wij, 'want vlinders zijn veel kleiner dan mensen zijn. 'En daarom kunnen mensen vlinders heel gemakkelijk kwaad doen. 'Dat is wél zielig voor die vlinders', zeiden zij toen.

Ondertussen begonnen allebei de meisjes vrijwel tegelijkertijd te gapen. Ze waren ook zichtbaar opgelucht. Dus verlieten wij de slaapkamer. En wij hoorden hen daarna in het geheel niet meer praten. Mogelijk droomden zij die nacht van een mooie vlindertuin.

Anderhalve week later had ik bij het naar boven gaan, in het trapgat van ons huis, een onbestemd gevoel van de aanwezigheid van spookachtige entiteit. Ik had niets gezien! Dat dus niet, maar ik had wel iets bemerkt. Of eigenlijk vaag gevoeld, zonder het te hebben aangeraakt! Ik had de aanwezigheid van iets bemerkt. Niet meer dan dat! Goed, ik vertelde die ervaring aan mijn vrouw, maar voor het overige schonk ik er totaal geen aandacht aan. Een mens kan zich immers zomaar iets inbeelden. Tijdens mijn opleiding had ik in het verleden geleerd dat men zoveel mogelijk de eigen bevindingen met bewijzen moet gaan staven. En ja, ook dergelijke spookachtige wezentjes zal men dan ook wetenschappelijk moeten kunnen bewijzen. En dat kon ik niet, dus ik ging eraan voorbij.

Een week later liep mijn vrouw vanuit de woonkamer naar de hal. En zij zag toen duidelijk iets vliegen. Zij had niet slechts een onbestemd gevoel van de aanwezigheid van het één of andere schepsel. Nee, zij had ook werkelijk iets zien vliegen. Of eigenlijk zien fladderen. 'Het was een vleermuis', wist mijn vrouw mij nu te vertellen. Ook mijn vrouw had regelmatig, samen met onze kleinkinderen, naar het Jeugdjournaal gekeken. Dus mijn vrouw was beter, dan ik, op de hoogte van het gespuis wat zich van tijd tot tijd in de woning van mensen kan ophouden.

Na die informatie van mijn vrouw was ook ík op mijn beurt geschrokken. Want het was in de tijd dat de Coronapandemie hevig woedde. En de wetenschappelijke gedachte was, dat die ernstige ziekte door vleermuizen was overgebracht van de wilde dieren. Door een beet van een vleermuis kon die ziekte worden overbracht, was de gedachte. Het was nog in de tijd dat er nog geen vaccins tegen een Coronabesmetting waren ontwikkeld. Zodat die ziekte nog in alle hevigheid om zich heen kon slaan. Overigens was het niet alleen die ziekte waar ik op dat moment zorgen over had. Ik maakte mij ook zorgen over de ziekte die 'Rabies' wordt genoemd en die in het normale spraakgebruik bekend staat als 'Hondsdolheid'. Ook die ziekte wordt door vleermuizen overgebracht. Ik had wel eens foto's gezien van hondsdolle honden. Die honden waren met het virus, wat hondsdolheid kan verorzaken, besmet geraakt. En die honden zagen er uitermate bedreigend uit. Ze waren behoorlijk agressief en ze speekselden erg, zelfs nog vóórdat ze iemand hadden gebeten. Hondsdolheid is ook voor mensen een gevaarlijke ziekte. En ik kreeg beelden van hondsdolle mensen in mijn hoofd.

Ondertussen waren de late uren ook voor ons aangebroken. Wij wilden gaan rusten. Maar met die vleermuis in huis, was dat niet verantwoord, vond ik.

Mijn vrouw had de vleermuis naar boven zien vliegen. Dus liep ik met de schrik in de benen naar boven toe. Overigens wel met een elektrische vliegenmepper in de hand. Waarom ik juist dat ding had gepakt, weet ik niet precies. Maar ik voelde mij met dat ding wel wat veiliger. Al gauw zag ik toen de vleermuis in de uiterste nok van ons huis hangen. Hij zag er erg geschrokken uit. Hij leek nog banger te zijn dan wij waren. Enfijn, 'Ik moet hem maar flink onder stroom zetten' dacht ik. 'Dat zal zijn lust om mij te gaan aanvallen wel doen afnemen'. Toch fladderde hij op zeker moment, vlak bij mij langs, uit de nok van ons huis vandaan en hij hing nu op een voor mij makkelijk te bereiken plekje tegen de wand aan. Daar kon ik hem goed met mijn elektrische vliegenmepper bereiken. Ik drukte vervolgens even flink met de vliegmepper tegen hem aan...... En de rest zal ik u besparen. Gelukkigerwijs was hij niet in staat geweest om mij te bijten. 'Je had ook gewoon de voordeur even open kunnen zetten, dan was hij allicht wel naar buiten gefladderd', zei mijn vrouw op dat moment. 'Ja, ja', zei ik haar, maar dan hadden wij dat hoogstwaarschijnlijk niet gezien. 'En had jij dan wel kunnen slapen?, vroeg ik toen aan haar. 'Nee, beslist niet, zei zij. 'Je hebt ons gered', zei zij nu met een lach op haar gezicht tegen mij! 'Maar ik vond het wél zielig voor dat beestje', zei ik. 'Uitgezonderd die grote vleugels, was het immers maar een klein bang muisje'.